Passiefbouw vanuit een biofiel en regeneratief perspectief

Een passiefgebouw heeft veel minder energie voor verwarming en koeling nodig dan conventionele gebouwen. Dit wordt bereikt door een aantal eenvoudige basisprincipes zoals luchtdichte isolatie, mechanische ventilatie met warmteterugwinning, hoogrendementsbeglazing en optimale benutting van zonnewarmte. Het resultaat is een gebouw dat een stabiel binnenklimaat handhaaft met minimale energie-input.

De toekomst van duurzame architectuur ligt in het samenbrengen van de passiefbouwprincipes, gericht op energie-efficiëntie en sufficiëntie, en biofiel, regeneratief ontwerp, dat de verbinding tussen mens en natuur in de gebouwde omgeving herstelt. Hoewel biofiel ontwerpen geworteld is in psychologie en ecologie—hebben passief ontwerpen en biofiel ontwerpen een gedeeld doel: ruimtes creëren die niet alleen milieuvriendelijk zijn, maar ook het welzijn van gebruikers bevorderen.

Biofiel ontwerp gaat uit van de menselijke behoefte aan natuur—een idee gepopulariseerd door bioloog E.O. Wilson. Deze ontwerpfilosofie integreert natuurlijk licht, organische materialen, groen, waterpartijen en uitzicht op natuur om stress te verminderen, creativiteit te stimuleren en het algemene welzijn te verbeteren.

Op het eerste gezicht lijken deze benaderingen tegenstrijdig. Passiefhuisgebouwen, met hun luchtdichte schil en mechanische systemen, kunnen afgesloten aanvoelen van de buitenwereld. Maar in de praktijk vullen ze elkaar perfect aan. Als de ramen strategisch geplaatst zijn, laten ze daglicht binnen en bieden ze uitzicht op groen, wat zowel energiezuinig als biofiel is. Ook de thermische massa in passiefgebouwen—vaak beton of leem—kan zichtbaar blijven als natuurlijk, textuurrijk oppervlak, wat zowel functioneel als zintuiglijk aantrekkelijk is. Bouwen, renoveren en isoleren met bio-ecologische materialen maken het plaatje compleet.

Biofiel en regeneratief

Hoe verhouden biofiel en regeneratief ontwerpen en bouwen zich tegenover elkaar? De invalshoek verschilt, maar ze delen dezelfde visie op samenwerken met de natuur. Regeneratief bouwen streeft naar een positieve ecologische en sociale impact. Een regeneratief gebouw wekt bijvoorbeeld meer energie op dan het verbruikt, zuivert water, bevordert biodiversiteit en gebruikt hernieuwbare materialen.

Living Building Challenge

Praktijkvoorbeelden tonen aan dat deze combinatie werkt. Het Kendeda-gebouw in Atlanta, een ‘Living Building Challenge’-project met passiefgebouw-prestaties, heeft houten interieurs, een binnenwaterval gevoed door regenwater en grote ramen die de grens tussen binnen en buiten vervagen. In Oregon combineert ‘The Orchards at Orenco’ - het eerste passief-appartementencomplex in de VS - binnenhoven met inheemse planten en houten afwerkingen, wat warmte en akoestisch comfort biedt zonder energieprestaties te schaden.

Uitdagingen zijn er uiteraard ook. Luchtdichtheid, een hoeksteen van de passiefmethodiek, kan botsen met de wens voor natuurlijke ventilatie. Slimme hybride systemen, die ventilatie automatisch regelen bij ideale buitencondities, bieden oplossingen. In de praktijk zijn veel passiefgebouwen zeer biofiel, met dikwijls constructies in koolstofcapterende hout(skelet)bouw en gebruikmakend van natuurlijke materialen. Bovendien wordt koolstofneutraliteit in de bouw meer en meer gekwantificeerd, wat perfect aansluit bij de heldere en doorgerekende passiefmethodiek.

Wat betekent dit voor architecten, bouwers en beleidsmakers? Het is een oproep om duurzaamheid breder te zien dan alleen energiecijfers. Een biofiel, regeneratief gebouw laat luchtdichte muren en ventilatiesystemen samengaan met zonlicht, frisse lucht en levend groen. Initiatieven zoals de Europese Bauhaus-beweging en de WELL-standaard omarmen deze visie, hopelijk gevolgd door meer projecten die bewijzen dat de meest efficiënte gebouwen ook het meest mensvriendelijk kunnen zijn.

We hoeven niet te kiezen tussen hoogtechnologische bouwmethodes en onze biologische behoefte aan natuur. In een goed ontwerp zijn ze één.